Het Nederlandse registratieoctrooi: een wolf in schaapskleren

Het Ministerie van Economische Zaken concludeerde in de in December 2001 uitgebrachte Evaluatie van de Rijksoctrooiwet 1995 dat deze wet zonder noemenswaardige problemen in de praktijk functioneerde. Onderzoek naar het aantal procedures op basis van de onder de Row 1995 verleende registratieoctrooien en de afloop daarvan lijkt echter aan te geven dat deze conclusie herzien dient te worden.

De Rijksoctrooiwet 1995 bracht voor Nederland het zogeheten registratieoctrooi: een octrooi dat wordt verleend zonder dat het octrooi door het Bureau voor de Industriele Eigendom op zijn octrooieerbaarheid wordt beoordeeld. Wanneer voor een 20-jaars octrooi wordt gekozen moet wel een nieuwheidsrapport aanwezig zijn maar de aanvrager kan met de inhoud daarvan naar eigen believen wel of geen rekening houden.

Dit systeem leidt naar mijn oordeel naar zijn aard tot zwakke octrooien. Een octrooiaanvrage, die neerkomt op een 'verlanglijstje' van de aanvrager, krijgt de status van een door iedereen te respecteren exclusief recht zonder dat sprake is van de gebruikelijke corrigerende invloed van een octrooiverlenende instantie.

Men zou verwachten dat het venijn van dit systeem dan wellicht in de staart zit, in die zin dat wanneer over dergelijke octrooien geprocedeerd moet worden de houder van een registratieoctrooi beduidend slechter af is dan de houder van een regulier octrooi. Je zou verwachten dat de rechter waarschijnlijk veel meer van de op dergelijke niet-vooronderzochte octrooien gebaseerde inbreukvorderingen zal afwijzen omdat het octrooi ten onrechte of te ruim verleend is en dus geen sprake is van inbreuk. Ook zou men verwachten dat in de praktijk toch een spaarzaam gebruik van deze registratieoctrooien als wapen in de concurrentiestrijd gemaakt zal worden, omdat het nog maar helemaal de vraag is of de octrooipretentie wel valide is.

Onderzoek leert echter dat dit maar gedeeltelijk waar is. Naar verhouding wordt vaker op basis van een registratieoctrooi geprocedeerd dan op basis van een vooronderzocht octrooi. Die procedures lijken bovendien niet duidelijk minder succesvol voor de octrooihouder dan procedures met een regulier, onderzocht octrooi. Dat zijn cijfers die zorgwekkend zijn en tot nadenken stemmen.

IER 2004, p. 12-19.

Download Links.Van Engelen - Het Nederlandse registratieoctrooi - een wolf in schaapskleren - IER 2004 p 12 - 17.pdf