IE-verdragen en de bescherming van Nederlanders: de 'communis opinio' is aan revisie toe

De gangbare opvatting in de literatuur is dat verdragen op het gebied van de intellectuele eigendom (IE), zoals de Berner Conventie en TRIPs, alleen bescherming zouden bieden aan buitenlandse rechthebbenden dan wel alleen van toepassing zijn op internationale situaties. Dit standpunt is recent ook door de Hoge Raad in het Vredestein-arrest bekrachtigd ter zake van de Berner Conventie.

Voortschrijdend inzicht leidt bij mij echter tot het oordeel dat dit in de literatuur onderschreven - en door de Hoge Raad in het Vredestein-arrest bekrachtigde - standpunt onjuist en achterhaald is. Het lijkt mij gebaseerd op een onjuiste lezing van de verdragsteksten en miskent met name dat sinds de Grondwetswijziging van 1953 een Nederlandse rechthebbende zich op basis van nationaal recht ? artikel 93 van de Grondwet op de rechtstreekse werking van een verdragsbepaling kan beroepen. Voor deze op het nationale recht gebaseerde verdragsbescherming is niet van belang of die bescherming door het verdrag expliciet verordonneerd wordt. Voor zover de door de verschillende IE-verdragen geboden minimum bescherming zich leent voor rechtstreekse werking kunnen Nederlandse en buitenlandse onderdanen naar mijn oordeel in gelijke mate aanspraak op bescherming maken, tenzij het verdrag zich daar expliciet tegen zou verzetten. Kortom, de leer van het Vredestein-arrest van 2001 dient herzien te worden.

BIE 2004, p. 278-284

Download Links.Van Engelen - IE verdragen en de bescherming van Nederlanders - BIE 2004 p 278-284.pdf